I. Kijk naar specifieke technologieën, niet naar “sociale media”
TikTok is sociale media, maar sociale media zijn niet hetzelgde als TikTok. In het debat over het verbieden van sociale media is de term “sociale media” vaak slecht gedefinieerd1. Dit maakt het lastig om beleid te maken of uit te voeren. Het probleem ligt niet alleen bij beleidsmakers, maar is breder. Kijk bijvoorbeeld naar de definitie van sociale media volgens de American Psychological Association (APA):
Ook dit is een ontzettend brede definitie. Die vaagheid zorgt voor grote problemen, omdat het vanalles omvat, van Wikipedia en Reddit tot Facebook en TikTok. Neem Wikipedia, een platform dat gericht is op samenwerking en educatie. Dat functioneert totaal anders dan TikTok, dat draait om visuele content en persoonlijke branding.

Door al deze platforms onder de noemer “sociale media” te schuiven riskeren we idiosyncratische maatregelen en misleidende peiling uitslagen. In Australië valt TikTok bijvoorbeeld onder het nieuw verbod, maar YouTube Shorts niet, terwijl dat praktisch hetzelfde is. En wanneer in nationale peilingen mensen wordt gevraagd of ze voor of tegen een verbod zijn, weten we niet precies wat de ondervraagde voor ogen hebben. Waarschijnlijk denken ze aan apps die zijzelf, of hun kinderen, gebruiken; dus TikTok, Instagram of Snapchat, maar niet aan Wikipedia of Reddit. Als dat klopt, ondersteunen die peilingen eigenlijk geen algeheel verbod op “sociale media”.
Zonder een heldere definitie van wat sociale media precies is, of een genuanceerd begrip van de diversiteit binnen dit domein, lopen beleidsmakers het risico om beleid te maken dat te breed maar ook ineffectief is.
De kracht van affordances
Een manier om deze beperkingen te doorbreken is door een begrip te gebruiken dat voortkomt uit de ecologische psychologie: het concept van affordances, geïntroduceerd door James Gibson. Affordances beschrijven de mogelijkheden tot actie die een object of omgeving biedt aan een individu, waarbij de interactie tussen gebruiker en technologie centraal staat. Denk bijvoorbeeld aan een hamer en spijkers, die samen de mogelijkheid bieden to timmeren, of een boek dat uitnodigt tot lezen. Maar wat ook belangrijk is, affordances zijn niet altijd dat waar iets voor bedoeld is, een hamer biedt ook de mogelijkheid om een raam in te slaan, en zo maakt Snapchat niet alleen communicatie met vrienden mogelijk maar ook met drugsdealers.
Dit concept wordt al lang gebruikt door ontwerpers en biedt een waardevolle lens om de impact van sociale media te bekijken. In plaats van sociale media als geheel aan te pakken, kunnen we ons richten op specifieke affordances, zoals eindeloos scrollen, likes, pushmeldingen of algoritmische aanbevelingen. We kunnen ons dan richten op die affordances, of technieken, die vaak worden geassocieerd met negatieve uitkomsten.
Door deze specifieke kenmerken aan te pakken, kunnen beleidsmakers gerichter regels opstellen die schade beperken zonder de voordelen van sociale media te ondermijnen. Bovendien helpt deze aanpak ook bij het beoordelen van nieuwe apps die op de markt verschijnen.
II. Social media is niet ingewikkeld, het is complex
We moeten erkennen dat de uitdagingen rondom sociale media complex zijn. Hoewel “complex” en “ingewikkeld” vaak door elkaar worden gebruikt, beschrijven ze eigenlijk heel verschillende soorten problemen. Een ingewikkeld probleem bevat veel onderdelen, maar werkt op voorspelbare, lineaire manieren en heeft duidelijke oplossingen die experts kunnen vinden. Een complex probleem daarentegen kent onvoorspelbare, dynamische interacties, heeft geen enkele juiste oplossing, en vereist aanpassing en voortdurende leercycli.

Een ruimteschip lanceren is ingewikkeld. Het ontwerpen, bouwen en lanceren van een ruimteschip vereist zeer gespecialiseerde kennis en precisie. Elk onderdeel kan tot in detail worden gepland en zolang het proces correct wordt gevolgd, zijn de uitkomsten voorspelbaar.
Klimaatverandering aanpakken is complex. Het omvat ingewikkelde relaties tussen natuurlijke systemen (atmosfeer, oceanen, ecosystemen) en menselijke systemen (economieën, politiek, sociale structuren). Kleine veranderingen in één domein (bijvoorbeeld het verminderen van uitstoot) kunnen onverwachte domino-effecten hebben elders (bijvoorbeeld economische gevolgen, geopolitieke verschuivingen). Bovendien is klimaatverandering, net als social media, een complex adaptief systeem, omdat het draait om mensen—elementen die leren en veranderen. Next level complex!
Voor complexe problemen zijn geen simpele oplossing. Het oplossen van complexe problemen vereist samenwerking, voortdurende aanpassing en systeemdenken in plaats van simpele fixes. Voor wie meer wil leren over systeemdenken, blijft Thinking in Systems: A Primer van Donella Meadows een klassieker.
Een eerste stap bij complexe systemen is het in kaart brengen van alle relevante elementen van het systeem. Dat we niet blijven focussen op een paar apps, of elementen van de apps, maar dat we echt kijken naar, bijvoorbeeld, het hele leven (systeem) van jongeren en wat daar allemaal bijdraagt aan welzijn, en wat er mogelijk ontbreekt. Alleen zo’n meer holistische aanpak zal succesvol zijn. Als je te veel inzoomt op een complex system en daar een “probleem” oplost zal het zich vaak alleen verschuiven naar een ander deel van het netwerk.
Causal Diagrams (CLDs) zijn een mooie manier om complexe adaptieve systemen (CAS) in kaart te brengen. CLDs helpen de ingewikkelde onderlinge veden, feedbackloops en niet-lineaire relaties te visualiseren die het gedrag van het systeem sturen. In beleidsvorming kunnen ze helpen effectieve interventies te ontwerpen door de onderliggende systeemdynamieken en mogelijke (onbedoelde) gevolgen bloot te leggen. Bovendien kunnen CLD’s helpen om potentiële hefbomen in systemen te identificeren—plekken waar kleine veranderingen een grote impact kunnen hebben.
Deze CLD’s zien er misschien overdreven complex, maar zoals ik eerder heb geschreven (link); als we deze modellen te veel simplificeren, schiet onze kennisvergaring én onze oplossingen tekort. We moeten sociale media zien als onderdeel van een groter maatschappelijk geheel, met bijvoorbeeld prestatiedruk, onzekerheid over de toekomst, problemen thuis en in de jeugdzorg. Als we het hele plaatje hebben is het waarschijnlijk dat sommige van de negatieve uitkomsten die nu aan sociale media worden toegeschreven, ook buiten de smartphone om kunnen worden opgelost.
Tot slot, het is essentieel om alle belanghebbenden (jongeren, ouders, scholen, zorgwerkers) te betrekken, zowel bij het in kaart brengen van de complexiteit (bv met CLD’s) als bij het bedenken van oplossingen. Dit is belangrijk omdat de actoren binnen het systeem de uitkomsten beïnvloeden én de beste inschattingen kunnen maken over hoe zij zouden reageren op veranderingen. Aangezien mensen reageren en leren, moeten beleidsmaatregelen zich ook blijven aanpassen aan hoe het systeem reageert, dit zal voor een groot deel toch onvoorspelbaar blijven.
III. Vermijd gepolariseerde frames: Anti-anti is niet pro
Sinds de publicatie van Haidt’s boek en het sociale media-verbod in Australië merk ik dat het debat over sociale media steeds gepolariseerder raakt. Mensen die het verbod steunen, worden weggezet als anti-wetenschappelijke sentimentalisten, of als individuen die zoveel moeite hebben met hun eigen social media gebruik dat ze Big Tech willen straffen. Aan de andere kant krijgen tegenstanders van het verbod vaak het verwijt dat ze de kant van Big Tech kiezen en zo verliefd zijn op hun apps dat ze niet meer helder kunnen denken, of zelfs betaald worden door Big Tech.
Onlangs onthulden journalisten dat Haidt Australische tegenover politici de critici van het verbod beschuldigde van stelselmatig bewijsmateriaal onderdrukken (zie hier). Tegelijk beschuldigen sommigen dat voorstanders van het verbod Big Tech meer haten dan dat ze om kinderen geven. Ik geloof niet dat dit soort polariserende beschuldigingen heen en weer iemand helpt.
We hebben op school allemaal geleerd dat min en min een plus maakt, maar die logica gaat hier niet op. Anti-anti (tegen een verbod) zijn is niet hetzelfde als pro (I ❤️ BigTech), en we moeten ons niet laten verleiden dit debat te reduceren tot twee kampen. Natuurlijk is dit niet uniek voor sociale media, maar eerder een breder probleem in hedendaagse debatten (en ja, er is bewijs dat sociale media hier een rol in spelen).
Volgens mij is bijna iedereen het erover eens dat sociale media gereguleerd moeten worden en dat gebruikers, vooral jongeren, risico’s lopen. In die zin zitten we grotendeels in hetzelfde kamp, maar verschillen we van mening over hoe groot de risico’s en schade zijn, en hoe beleid het beste kan worden uitgevoerd. Laten we ruimte maken voor een écht debat, waarin alle stemmen worden gehoord en waarin plaats is voor de complexiteit en onzekerheid die gepaard gaan met sociale media en de effecten ervan. Een eerste stap is om het debat niet in termen van vóór of tegen een sociale media verbod te framen.
IV. Samengevat
Laten we proberen specifieker te kijken naar wat we wel en niet willen, niet werken met net vage en brede begrip “social media”.
Laten we ons ook weer niet blindstaren op de technologische affordances die ik eerder noemde. Niet alleen in- maar ook uitzoomen om zo het grotere, complexe, plaatje te zien.
We moeten ook het debat niet laten polariseren en ruimte laten voor verschillende inzichten, waarbij het ook belangrijk is echt verschillende stemmen te horen.
🎁 Twee bonuspunten:
Waarschijnlijk ten overvloede maar..
Afwezigheid van bewijs is geen bewijs van afwezigheid & correlatie is geen causatie.
Het eerste betekent dat alleen omdat we op dit moment geen bewijs hebben voor iets, dat niet betekent dat het niet bestaat. Misschien zijn de juiste onderzoeken nog niet gedaan om een effect te detecteren. In het geval van sociale media en mentale gezondheid vinden sommige studies bijvoorbeeld geen duidelijk bewijs dat gebruik van sociale media schadelijk is. Maar dit betekent niet automatisch dat sociale media geen negatieve effecten hebben—het kan betekenen dat we nog niet de juiste variabelen hebben gemeten of de langetermijngevolgen niet hebben onderzocht. Beleidsmakers en onderzoekers moeten voorzichtig zijn met conclusies trekken uit wat niet gevonden wordt. Als er uit de wetenschap klinkt, daar is geen bewijs voor, dan is dit ook vaak afwezigheid van bewijs.
Correlatie is geen causaliteit. Dat twee dingen tegelijkertijd gebeuren, betekent niet dat het een het ander veroorzaakt. Bijvoorbeeld: onderzoeken vinden vaak dat hoger gebruik van sociale media samenhangt met slechtere mentale gezondheid. Maar dat betekent niet dat sociale media mentale gezondheidsproblemen veroorzaken—het kan ook zijn dat mensen die al moeite hebben met hun mentale gezondheid, sociale media meer gebruiken, of dat een andere factor (zoals eenzaamheid) beide aandrijft. Beleidsmakers en het publiek moeten simplistische aannames vermijden en zich richten op diepgaand onderzoek om deze relaties beter te begrijpen. Ook journalisten moeten hier soms nog even goed op letten.
Ter illustratie hier twee zeer recente voorbeelden van oorzakelijke statements die waren gebaseerd op correlaties:
“Nederlanders zien dat jonge pubers helemaal niet bestand zijn tegen de schadelijke gevolgen van al dat scrollen. Dat is niet alleen een gevoel, maar ook een feit. Want wij zien aantoonbaar in onze data dat mensen steeds ongelukkiger worden naarmate ze meer op sociale media zitten.” - Parool
“Smartphone use leads to hallucinations, detachment from reality, aggression in teens as young as 13: Study” New York Post